Toch niet allemaal voor niets.
‘Het gaat echt
snel. Een paar dagen online en er is al genoeg geld voor drie fietsen!’ Milou
zit met een grote grijns achter haar laptop. Bas staat achter haar en kijkt
mee. Hij lacht om haar enthousiasme, maar is ook trots op haar. Dit doet ze
toch maar mooi even, zijn Milou. Het was begonnen toen ze een paar weken
geleden terug waren gekomen van hun vakantie. Samen hadden ze een maand door Malawi getrokken. Eenmaal terug had Milou hun verhalen en foto’s gebundeld
in een prachtig boek dat nu op hun salontafel ligt. Als er bezoek is, komt het
altijd tevoorschijn. Dan vertelt Milou vol vuur over hoe ze gedoken hebben in
dat azuurblauwe meer – ze zagen daarbij meer vissen dan ze voor mogelijk hadden
gehouden. Het verhaal over dat ze achter op een pick-up truck, via een slechte
weg vol haarspeldbochten, een steile berg opgingen doet het ook altijd goed. De
bijbehorende foto, Bas en Milou met sjaals ingepakt tegen het stof, wil Milou
nog groot uitprinten voor aan de muur.
In het boek zijn
een paar pagina die veel vragen maar ook complimenten oproepen. Het zijn de
bladzijden met de foto’s van de dag dat ze een klein dorpje in waren gegaan.
Als Bas er aan denkt, krijgt hij weer een brok in zijn keel. Het was zo mooi om
te zien hoe dankbaar die mensen waren, terwijl ze zo weinig hadden. En hoe
gastvrij ze waren. Ze hadden allebei een mooie stoel gekregen, de familie zat op de grond. ‘Ik zou echt
iedereen aanraden om eens naar Afrika te gaan om dat mee te maken.’ Zei Milou dan
altijd. ‘Je komt terug als een ander mens.’ Daarbij wees ze dan naar de foto
waarop ze zelf ook op een mat op de grond zit, tussen mensen uit het dorpje in.
‘Ik kon toch niet op die stoel blijven zitten, terwijl alle anderen op de grond
zaten?’
Op die bladzijde
is ook een indrukwekkende foto van Grace; een meisje dat niet kon lopen, ze was
door polio verlamd. Toch ging ze gewoon naar school en kon ze met de andere
kinderen spelen, omdat ze een handfiets had gekregen. Ze hadden een tijdje
doorgebracht met het meisje, Grace heette ze, en waren echt onder de indruk van
hoe zelfredzaam ze was. Toen ze weer terug waren in Nederland was Milou er over
begonnen; ‘Zouden we geen geld in kunnen zamelen, zodat meer mensen zo’n fiets
kunnen hebben? Dat zou toch fantastisch zijn?’ En als er bij Milou zo’n zaadje
in haar hoofd groeide, kon je bijna niet voorkomen dat dat een boom werd, of in
dit geval, fietsen voor Malawi. Ze nam contact op met de moeder van Grace,
vroeg of ze andere mensen met polio kende die misschien wel een fiets konden
gebruiken en had op social media een oproepje geplaatst. Vriendinnen verkochten
koekjes, de kinderen uit de klas van haar zusje maaiden gras, wasten auto’s en
verzamelden statiegeld flessen dat het een lieve lust was en zo hadden ze samen
5 fietsen bij elkaar gespaard. Fantastisch! Graces moeder regelde met de
fietsenmaker die ook de fiets van Grace gemaakt had dat de fietsen daar gebouwd
werden. Het was nog wel lastig om te beslissen wie de fietsen mocht hebben maar
gelukkig waren er precies 5 mensen zonder fiets in de polio-hulpgroep van Grace
dus Milou had snel besloten dat zij dan maar de fietsen moesten hebben. De
moeder van Grace had niet tegengesputterd want die gulle vastberaden mzungu zou
het wel weten.
Toen de fiets
aankwam op de veerboot kon Biya zijn opwinding met moeite verbergen. Dat hoefde
ook niet, want hij was niet de enige uit het dorp die vol bewondering keek naar
het prachtige gevaarte.
Zijn broer had
hem op zijn rug genomen en naar het strand gebracht, zodat Biya zijn geschenk
hoogstpersoonlijk in ontvangst kon nemen. Een paar mannen tilden de fiets van
de boot op het strand en Biya werd in zijn nieuwe troon gezet. Een troon op
wielen, met voor hem pedalen die hij met zijn handen kon bedienen. Eindelijk
kon hij mobiel zijn. ‘Deze fiets gaat je
weer meer vrijheid geven, wil je dat?’ Dat was hem gevraagd toen de mevrouw uit
Nederland belde om te kijken of hij in aanmerking kwam voor deze fiets. Daarop
kon hij natuurlijk maar een antwoord geven, dat was duidelijk. Vanaf de dag dat
hij, als achtjarig jongetje, polio gekregen had, had hij elke dag teruggedacht aan de jaren die daaraan vooraf
gingen. Aan de tijd dat rennen langs de waterlijn, voetballen op het strand en
samen met vriendjes de steile bergen achter hun dorp beklimmen zo
vanzelfsprekend was geweest.
Hij had het niet
slecht, hoor. Hij was getrouwd met een lieve vrouw, die veel van hem hield en
samen hadden ze een gezin gekregen. In zijn huis was het altijd gezellig. Omdat
het zo centraal gelegen was kwamen er altijd mensen langs voor een praatje of het
laatste nieuws en iedereen was welkom. Als kleermaker verdiende hij genoeg geld
om zijn gezin te onderhouden. Hij had het gevoel dat hij niet echt mocht klagen
maar toch knaagde er iets. Hij was altijd zo afhankelijk van anderen. Rond het
huis kon hij, zittend op zijn billen en met hulp van zijn handen, overal heen
schuifelen. Maar als hij ergens anders heen wilde moest hij altijd wachten tot
er iemand was die hem wilde dragen. Hij had al heel veel bruiloften en
begrafenissen gemist omdat hij moe werd van altijd om hulp moeten vragen. Dan
bleef hij liever thuis. Maar toen was dat telefoontje gekomen; van de polio
kliniek waar hij af en toe heen moest ter controle. Of hij een handfiets wilde
hebben, zodat hij wat mobieler kon zijn. Het zou hem enorm helpen!
Hij werd onder
luid applaus ‘in het zadel gehesen’. Wat ongemakkelijk probeerde hij de pedalen
uit. In het mulle strandzand kwam de fiets geen centimeter vooruit. ‘Zullen we
hem op een beter plekje uitproberen?’ vroeg Biya optimistisch. Zijn broer tilde
hem uit de fiets en liep terug richting het huis. Voor het huis is het veld
waar de markt altijd gehouden wordt, daar ging het vast beter. Zijn vrienden
hadden de fiets ondertussen meegenomen en op het veld probeerden ze het weer.
Er laggen veel stenen in de weg, maar dat was geen probleem want er waren
genoeg kinderen die dit gevaarte ook graag wilden zien rijden. Samen sjouwden
ze de grote stenen naar de rand van het veld. Biya begon te draaien aan de
pedalen en langzaam rolde de fiets van zijn plek. Een meter, twee, vijf. De
mevrouw aan de telefoon had gelijk. Het was niet moeilijk om de fiets te
bedienen. De vers geoliede tandwielen gingen soepel en in de stoel lag zelfs
een kussen, zodat hij comfortabel kon zitten. Na tien meter was hij aan de rand
van het veld. Vanaf daar lagen er te veel rotsen en werd het te steil om te
fietsen. Hij probeerde te sturen en met een beetje hulp lukte dat. Hij reed nu
richting het meer. 50 meter, toen was
hij bij het strand en moest hij stoppen. Het zand is te zacht. Toen hij een
kwartslag draaide kon hij ook 50 meter rijden, daarna stuitte hij op een grote
sloot waar de mensen met werkende benen soepel overheen sprongen. Zijn fiets
kon dat niet. De andere kant van het veld eindigt in een smal voetpad de heuvel
op. Hij kon er een klein eindje langs rijden maar dan wordt het te smal. Hij
reed een paar keer heen en weer. Tot de toeschouwers hun interesse verloren en
zijn ongeoefende handen begonnen te protesteren. Toen tilde zijn broer hem weer
terug naar zijn vaste plekje, terwijl een paar vrienden de fiets over de rotsen
voor zijn huis heen tilden. Ze parkeerden hem naast zijn naaimachine op de
veranda.
Het is nu een
maand later. De fiets staat nog steeds naast de naaimachine. Helemaal
ongebruikt is hij niet. Zijn vrienden zitten op de comfortabele stoel als ze
langs komen. Maar Biya heeft er sinds die eerste dag niet meer op gefietst.
Waarom zou hij? Hij heeft meerdere mensen nodig om de fiets op het veldje te
krijgen en als hij eenmaal in zijn stoel zit kan hij nergens heen. Ja, hij kan
heen en weer rijden, maar het veldje is klein. Hij kan nog steeds niet naar de
winkel, de kliniek en de school. Zijn vaders huis boven op de berg is nog
steeds onbereikbaar. De grenzen aan zijn bestaan zijn iets groter geworden,
maar vrijheid heeft hij niet gekregen. Meer dan ooit voelt Biya zich
afhankelijk en opgesloten.
De mevrouw die in
Nederland het geld had verzameld belde hem op. Of de fiets veilig was aan
gekomen. Biya verzekerde haar dat dat het geval was. Of hij er blij mee was. Biya
zei van wel, elk ander antwoord was ondankbaar geweest. Dat de fiets hem had
laten inzien dat zijn wereld nooit veel groter zou worden dan dat hij nu was,
dat zelfs geld uit Europa daar niets aan kon veranderen, hield hij voor
zichzelf. Ze vroeg ook of hij misschien een foto had voor de donors. Die had
hij wel. De eerste dag, op het strand had iemand een foto gemaakt; hij breed
glimlachend, omring door vrienden en bekenden, in zijn nieuwe fiets. De fiets
die nooit zal slijten, omdat hij niet gebruikt gaat worden. Niet omdat hij niet
werkt, maar wel omdat hij niet werkt in de omgeving waarin hij geplaatst is.
Als mensen vragen hadden gesteld hadden ze dat kunnen weten. Maar niemand deed
dat. Want waarom zou Biya zelf kunnen vertellen hoe hij graag geholpen zou
worden? Gelukkig heeft Milou een foto van een blije Biya gekregen. Op instagram
had ze nog nooit zo veel hartjes en berichtjes gekregen als na het plaatsen van
die foto. Dus het is toch niet allemaal voor niets.
Milou bestaat
niet echt. Deze Milou tenminste niet. Maar er zijn in de wereld wel een
heleboel Milous die vol goede bedoelingen de wereld een beetje beter willen
maken. Biya bestaat wel echt. Ik heb dit verhaal met zijn toestemming
geschreven, omdat hij, net als ik, hoopt dat de Milous in de wereld niet minder
enthousiast, maar wel wijzer worden.