Lief kleintje....
Lief kleintje,
De tijd gaat snel
en de weken vliegen in zo’n rap tempo voorbij dat ik het soms haast niet meer
kan bijhouden. Nog 7 weken (ongeveer) en dan mogen we je verwelkomen. Het is
duidelijk dat je sommige mensen al herkent. Vooral als je vader tegen je praat
begin je druk te spartelen.
Als je eenmaal
geboren bent zul je heel veel mensen leren kennen en er zullen ontmoetingen
zijn die een diepe indruk op je achter laten. Gisteren hebben jij en ik zo’n
bijzondere ontmoeting gehad. Ik zal Sarah, en vooral haar omstandigheden niet
snel vergeten. Ik denk en hoop dat mijn ontmoetingen met mensen zoals haar uiteindelijk ook een stempel zullen drukken op het leven dat jij gaat hebben.
Omdat mensen zoals Sarah ons leren om ons minder zorgen te maken en vaker
dankbaar te zijn. Omdat ze ons laten zien dat wat we hebben niet
vanzelfsprekend is en omdat hun leven uitnodigt om te delen.
Mijn collega had
een paar weken geleden in een ziekenhuis een fotoshoot gedaan voor een
internationaal rapport over pasgeboren baby’s. Er waren prachtige foto’s
gemaakt en aan de moeders was beloofd dat ze een paar afdrukken zouden krijgen.
De meeste moeders hadden een adres gegeven en de foto’s konden zo op de post.
Dat was niet het geval bij de foto’s van Sarah en haar tweeling die, hoewel ze
rond de uitgerekende datum geboren waren veel te klein waren geweest en daarom
meer dan een maand in het ziekenhuis hadden gelegen. Het telefoonnummer dat
Sarah gegeven had was van een boer waar haar man af en toe voor werkte. Een van
de weinige personen in haar leven met een telefoon. Het adres was een vage
beschrijving van een kruising van twee wegen, in een landelijk gebied waar
vervoer grotendeels gebeurd met paard en wagen over kronkelige zandweggetjes.
Niet een plek die je zou verwachten midden in de wereldstad Kaapstad. De meeste
mensen die er wonen spreken vooral Afrikaans en geen Engels, mijn collega spreekt dit niet en daarom vroeg ze of ik mee wilde. Met hulp van een foto en veel vriendelijke mensen
hebben we het huisje van Sarah kunnen vinden.
Voor de deur die
wijd open stond lag een berg afval waar op het moment dat we dichterbij kwamen
een grote zwerm insecten uit kwam vliegen. Uit het huisje kwam een schurftige
magere hond geglipt en toen we op de deur klopten en met onze ogen
knipperden om te wennen aan het schemerdonker riep een kinderstem dat we binnen
mochten komen. 5 broertjes met groezelige gezichtjes zaten op een bed, sommigen slechts
half gekleed. De oudste groette ons verlegen maar durfde verder niet zo veel te
zeggen. De jongste twee waren de babies, waarvan de kleinste erg kwetsbaar leek
en nog geen twee kilo zwaar was. Sarah was even weg maar zou snel terug komen.
Daar stond ze plotseling
in de deuropening, een tengere vrouw, de littekens in haar gezicht verrieden dat haar leven niet gemakkelijk
was. Ze leek niet verbaasd dat we haar gevonden hadden, ze vertoonde weinig
emoties toen we haar de foto’s gaven en toen een van de baby's begon te huilen
knoopte ze haast stoïcijns haar blouse open om hem te voeden terwijl ze met
haar andere hand een van de peuters van het bed trok omdat ‘zijn vieze blote
voeten de deken die ze gisteren gewassen had vies maakte’.
Ze vertelde dat ze niet wist dat
ze in verwachting was van een tweeling. De weeën waren begonnen
terwijl ze met het huishouden bezig was en voor ze het wist was haar zoontje,
dat slechts 1200 gram woog, geboren. Toen de ambulance kwam om haar en haar
baby naar het ziekenhuis te brengen vertelde de verpleger haar tot haar
verbazing dat er nog een baby zou komen. Ze schrok er niet van. ‘Ik besloot dat
ik er het beste van zou maken, ook toen ik een maand in het ziekenhuis moest
blijven omdat de jongens zo klein waren.’ Ze maakt geen planningen, heeft geen tijdschema's. Het leven overkomt haar en alles wat ze kan is proberen om te overleven.
Ze is sterk en dapper, maakt zich geen zorgen over dingen die er niet echt toe
doen want daar heeft ze geen tijd voor.
Toen we bij haar
wegreden huilde mijn hart.
Een beetje uit schaamte. Ik maak me druk over welke
kleur ik je ledikantje moet gaan verven. Zij slapen met het hele gezin in een
tweepersoonsbed.
Een beetje uit
onmacht en boosheid. Dit was geen ‘ver-van-mijn-bed-show’, dit gezin woont vlak
bij mij, in dezelfde stad, maar hun leven, hun hoop en dromen en hun vooruitzichten
zijn zo ver van wat ik kan bevatten.
Een beetje uit
verdriet. De jochies, vooral de kleinste, waren zo klein, zo kwetsbaar. De
winter komt er aan. Het tochtige kleine huisje waarin ze wonen zal weinig
bescherming bieden tegen de regen en de kou. Ook de andere kinderen vertoonden
duidelijk tekenen van ondervoeding en groeiachterstand. Zouden ze gezond
blijven?
Voor we wegreden had
ik het kleine hummeltje van nog geen twee kilo in mijn armen en jij, ons kleine
hummeltje van bijna twee kilo trapte van binnenuit tegen zijn voetjes aan. In
mijn gedachten zag ik voor me hoe jij hem met die schopjes uitnodigde om samen
een potje voetbal te spelen. Om samen kind te zijn. En dat het je niet
uitmaakte dat hij er groezelig uitzag, dat hij een andere huidskleur had en dat
jullie niet dezelfde taal spraken. Dat is mijn droom, dat je niet op zal
groeien in een bevoorrecht elitair wereldje maar dat je een kleine
bruggenbouwer gaat worden die vriendschappen durft aan te gaan met mensen die zo
anders leven als jij. En ik hoop dat wij de moed zullen hebben om je daarin
altijd het goede voorbeeld te geven. Ook als het confronterend is, als het pijn
doet, als het ons meer kost dan ons lief is.
Liefs van je
moeder