Een nieuwe pet?
Gisteren liep ik door Nairobi, waar ik nu voor een week werk. Ik doe dit bij Edward, de pastor waar ik vorige zomer ook een maand gewerkt heb. Om van mijn werk naar Edwards huis te komen moet ik verschillende mtatu’s nemen en een behoorlijk eind lopen om over te stappen. Het regende pijpenstelen. Mijn sjaal had ik als hoofddoek om me heen geslagen om niet té nat te worden en in gedachten verzonken passeerde ik de kraampjes langs de rand van de sloppenwijk. De verkopers waren druk bezig om hun handeltjes veilig te stellen en het was een van de zeldzame dagen dat de mensen het te druk hadden om mij als blanke aan te staren of na te roepen. Ik dacht aan de supportgroepen die ik bezocht had en waar ik had les gegeven. Kleine groepen HIV-positieve vrouwen die wekelijks samenkomen om elkaar te ondersteunen. Ze babbelen over hun dagelijks leven, praktische moeilijkheden die ze tegenkomen in verband met hun ziekte en ze bemoedigen elkaar. Ook hebben ze samen een handeltje. Thuis werken ze aan sieraden, gemaakt van kralen en zaden die ze verkopen om aan geld te komen. Terwijl ik dacht aan de problemen van deze vrouwen bleef de regen stromen en werden de straten steeds modderiger en onbegaanbaarder. Vorige week schreef ik nog hoe welkom regen zou zijn, maar wat voor de een een zegen is is voor de ander een vloek. In de sloppenwijken wordt het leven ontzettend moeilijk na een flinke regenbui. De steegjes tussen de huizen veranderen in modderstromen, alles is nat en vies en veel mensen worden ziek.
Opeens werd ik opgeschrikt door een jongetje dat uit het niets opdook. Opvallend was zijn mooie, witte pet. Een groot contrast met de rest van zijn outfit. Geen schoenen, gescheurde kleren en een vies gezicht. Duidelijk een jongetje van de straat. Hij wees met een pijnlijk gezicht naar zijn buik, ‘Mzungu, mzungu, geef me eten, ik heb honger.’ Ik had geen eten bij me, en het enige geld dat ik nog op zak had was was om de bus te betalen. Ik schudde mijn hoofd en zei dat het me speet, dat ik niets voor hem had.
Toen leerde dit kleine ventje mij een belangrijke les, de les van het geven. Geven, niet om er zelf beter van te worden, maar geven om het geven.
Terwijl hij me nog eens aankeek trok hij zijn pet, het mooiste wat hij had, van zijn hoofd en zei ‘ Mzungu, je wordt helemaal nat, hier heb je mijn pet...’
Opeens werd ik opgeschrikt door een jongetje dat uit het niets opdook. Opvallend was zijn mooie, witte pet. Een groot contrast met de rest van zijn outfit. Geen schoenen, gescheurde kleren en een vies gezicht. Duidelijk een jongetje van de straat. Hij wees met een pijnlijk gezicht naar zijn buik, ‘Mzungu, mzungu, geef me eten, ik heb honger.’ Ik had geen eten bij me, en het enige geld dat ik nog op zak had was was om de bus te betalen. Ik schudde mijn hoofd en zei dat het me speet, dat ik niets voor hem had.
Toen leerde dit kleine ventje mij een belangrijke les, de les van het geven. Geven, niet om er zelf beter van te worden, maar geven om het geven.
Terwijl hij me nog eens aankeek trok hij zijn pet, het mooiste wat hij had, van zijn hoofd en zei ‘ Mzungu, je wordt helemaal nat, hier heb je mijn pet...’